Historie
De eerste kennis over hoe het landgoed rondom Nederhorst er uitzag dateert uit 1647 van de tekeningen van Roelant Roghmann en de opmeting door B. de Roy uit 1700. Dit is na de bouwcampagne van omstreeks 1630 waarbij Godard van Reede het kasteel zijn huidige vorm gaf.
Roelant Roghman, de bekende topografisch tekenaar, maakte tijdens zijn bezoek in 1647 een aantal tekeningen van Nederhorst. In de onderstaande afbeelding zijn twee tekeningen van hem gecombineerd: een tekening van Nederhorst en een van Den Berg met zijn karakteristieke kerk.
Nederhorst staat soeverein in het landschap. Vlakbij het kasteel staat nog een grote boerderij op de plek waar nu het koetshuis staat. Het omgrachte voorplein is toegankelijk via een poortgebouw. Voor de poort staat een koets te wachten. De koets is via een lange laan met bomen vanaf de Reevaart komen aanrijden.
Deze kaart geeft een beeld van de aanleg van de buitenplaats zoals die bij de verbouwing omstreeks 1630-1635 door Godard van Reede (1588-1648) vorm heeft gekregen.
Van Reede verbouwde het middeleeuwse kasteelcomplex tot een rechthoekig gebouw en een tuinencomplex met een Renaissance karakter. Hij liet omstreeks 1630 ook de ‘Reevaart’ (verkorting van: Van Reede-vaart) of ‘Nieuwe Vecht’ aanleggen. Het complex, dat tot dan via een toegangsweg vanaf de kerk op ‘Den Berg’ ontsloten was, kreeg een nieuwe oprijlaan van de vaart naar het verbouwde huis zoals die ook al op de tekening van Roghman te herkennen is. Deze laan ligt niet in de as van het huis maar loopt conform de dan al bestaande perceel indeling van het weidegebied tussen het kasteelcomplex en de Reevaart.
De ligging van deze laan is in de actuele situatie nog goed herkenbaar. Beschermd door een aantal grachten en sloten ligt Nederhorst tussen de bomen in het vlakke weidelandschap. De moestuin ten noorden van het huis is duidelijk herkenbaar.
De originele kaart van de Roy is bij de brand van 1971 verloren gegaan.
Godard Willem Tuyll van Serooskerken laat in 1713 een plan maken voor de restyling van de parkaanleg van Nederhorst door Jan van Staden.
Naar de mode van die tijd wordt er een aanleg in geometrische stijl gerealiseerd met een sterke nadruk op een hoofdas door het complex. De ligging en oriëntatie van de hoofdas worden bepaald door de middengang in het huis. Het ontwerp is kenmerkend voor de late zeventiende en de vroege achttiende eeuw.
Aan de voorzijde van het kasteel wordt in de as een geheel nieuwe en zeer brede toegangslaan vanaf de Reevaart aangelegd. De boerderij wordt verplaatst naar de zijingang en in plaats daarvan wordt er een dubbel koetshuis gebouwd.
Achter het kasteel wordt een parterre de broderie aangelegd.
Niet het hele plan is uitgevoerd, zo is het koetshuis aan de noordzijde van het voorplein niet gerealiseerd en is het hek aan het einde van de pronklaan aan de Reevaart gekomen.
Op de gravure hiernaast, naar een tekening van Jan de Beijer uit 1747, is te zien wat de kooplui uit Amsterdam zagen als zij op weg waren naar hun stroomopwaarts gelegen buitens aan de Vecht. Nadat zij eerst tol hadden betaald bij de brug voeren zij langs een indrukwekkende haag met daarvoor een rij bomen. Op de oever van de vaart was een imposant ensemble geplaatst, bestaande uit een monumentaal toegangshek, een aanlegsteiger of ‘vechtstoep’ en een tweetal hardstenen piedestals. Daarachter is de nieuwe laan te zien met in de verte het huis.
Het toegangshek is nog steeds een van de mooiste in het Vechtgebied, de tuinvazen staan op het voorplein bij het kasteel en na de demping van de Reevaart omstreeks 1970, is het smeedijzeren hek van de steiger aan de achtergevel van het kasteel geplaatst.
Bij veel buitens en landgoederen zijn in de 19e eeuw de bewerkelijke, formele tuinen vervangen door een park in landschapsstijl. Zo niet op Nederhorst, de omgeving is er weinig geschikt voor en daarnaast waren de eigenaren in de 19e eeuw beduidend minder vermogend dan hun 18e- en 17e-eeuwse voorgangers. Het gevolg is dat de oude structuur van het landgoed behouden is gebleven.Dit is goed te zien op dit minuteplan.
De bomen uit de formele tuin zijn uitgegroeid tot een wild bos en de elegante personen bij de Haen van een eeuw daarvoor hebben plaats gemaakt voor een eenzaam boertje met een hondenkar. Niets meer van de rationaliteit van de formele tuin, de natuur heeft het overgenomen en Nederhorst lijkt in een bos te staan. Een en ander in volledige overeenstemming met het dan geldende romantisch ideaal.
In het Stadsarchief Amsterdam zijn aan aantal foto’s van Jacob Olie die rond 1900 zijn kinderen in het park van Nederhorst fotografeerde. Het lijkt erop dat er sinds de prent van Lutgers niet veel veranderd is. Ook dan nog veel hoge bomen die tot aan de slotgracht staan.
Achter een schutting stond een serie kassen en waren plantenbedden aangelegd om groenten en fruit voor de bewoners van het kasteel te verbouwen.
Op een andere foto uit 1912 is te zien dat er ook een stookhuis heeft gestaan om de kassen te verwarmen. Het koetshuis was kort daarvoor uitgebreid waarin naast de elektriciteitsgenerator ook een modelstal voor koeien was gekomen.
Deze gardeneske stijl vergde vrij veel onderhoud en dat zal wel de reden zijn dat de aankleding van het voorplein zich later beperkte tot wat kuipplanten op het voorplein.
Op de luchtfoto uit 1949 is duidelijk te zien dat de hoge bomen aan de noord- en westzijde van het kasteel verdwenen zijn. Er zijn geruchten dat dit gedurende de 2e wereldoorlog gebeurd zou zijn. Op de foto zijn een aantal monumentale bomen te zien die nu verdwenen zijn: de twee beuken achter het kasteel, de zoom van paardenkastanje bij de voormalige moestuin en de iepen voor het koetshuis.
Het opschot rondom het kasteel bestond voornamelijk uit esdoorns, die later zouden uitgroeien tot een stakerig bos. Dit bos werd in het begin van de 80-er jaren grotendeels gerooid, waarna er eiken en beuken werden geplant. Het grootste gedeelte van het huidige bos is nu dus 35 jaar oud.
Peter Verhoeff van de Stichting PHB maakte een plan dat sterk geïnspireerd was op het driehonderd jaar oude plan van J. van Stade. Dit plan is in 2007 gerealiseerd, waarbij onder andere achter het kasteel een demi-lune (halve maan) is gerealiseerd.
Het resultaat is dat het kasteel nu net als in de 18de eeuw van alle kanten goed zichtbaar is geworden.
Toegangspoort
De in 1629 aangelegde Reevaart of Nieuwe Vecht werd in de jaren na 1969 gedempt om de beide dorpshelften van Nederhorst den Berg beter met elkaar te verbinden. Daarmee verdween ook de charmante dubbele ophaalbrug, die in de praktijk een obstakel was voor het verkeer. Sinds circa 1950 kon deze brug zelfs niet meer open als gevolg van gekibbel tussen gemeente, provincie en bisdom. Het dempen van de Reevaart heeft het dorp weinig vreugde gebracht. De sfeer die voorheen mede werd bepaald door het scheepvaartverkeer was verdwenen.
Stinsenplanten
Op Nederhorst bloeien in het parkbos ieder voorjaar grote aantallen sneeuwklokjes en bosanemonen; net als de gewone vogelmelk, de prachtframboos en de Japanse duizendknoop zijn deze hier van oudsher aanwezig. Na de restauratie van het park zijn een aantal nieuwe soorten stinsenplanten geïntroduceerd zoals daslook, de boshyacint, de voorjaarshelmbloem, de Italiaanse aronskelk en de voorjaarszonnebloem. Op de parterre, achter het kasteel zijn de afgelopen vier jaar, met behulp van vrijwilligers 5000 boerencrocussen aangeplant.
Stinzenplanten vormen een bijzondere groep sierplanten, vooral bol- en knolgewassen, die je vindt op oude buitenplaatsen, boerenhoeven en pastorietuinen. Deze zijn daar eeuwen geleden geplant en in de loop van de jaren verwilderd en ingeburgerd. De naam van deze bijzondere sierplanten is afgeleid van het Friese woord voor een versterkt stenen huis: stins. Maar niet alleen op de Friese staten en stinsen en op de borgen in Groningen vind je stinsenplanten, ook rond de buitenhuizen aan de Vecht en rond Amsterdam bloeien ze massaal. Bijna alle stinsenplanten bloeien vroeg in het voorjaar, nog voordat er blad aan de bomen zit.
Het meest bekend zijn de soorten die we ook vaak uit onze eigen tuin kennen, maar die ooit, eeuwen geleden door de rijke adel uit Zuid- en Midden Europa werden geïmporteerd om hun tuinen te verfraaien: het sneeuwklokje en de boerenkrokus. Tot de stinsenplanten worden ook enkele inheemse planten gerekend zoals daslook, de voorjaarszonnebloem, de gewone vogelmelk en de voorjaarshelmbloem.